Werner heeft de column Zukunftschmerz (Toekomstpijn) geschreven voor het Green Challenge ontbijt van de Postcode Loterij o.l.v. Humberto Tan. Â Fotocredits: Wendy van Bree Fotografie
Werner heeft de column Zukunftschmerz (Toekomstpijn) geschreven voor het Green Challenge ontbijt van de Postcode Loterij o.l.v. Humberto Tan. Â Fotocredits: Wendy van Bree Fotografie
In 2100 verwacht ik er nog te zijn. Kunt u zich 2100 voorstellen? IJsland zonder ijs. Groenland werkelijk weer groen. Nederland nog nederiger onder de zeespiegel.
Kunt u zich voorstellen hoe ik in 2100 leef? Kunt u zich voorstellen hoe we omgaan met alle uitgekomen IPCC-voorspellingen van 3 graden opwarming? Hoe we tijd doorbrengen in koelhuizen om de verzengende hitte in de zomers te ontsnappen? Hoe we klimaatvluchtelingen een plek hebben moeten geven in de buurt? Kunt u zich voorstellen dat kinderen op school teruglezen in de geschiedenisboeken dat we al sinds de 20e eeuw wisten hoe vreselijk klimaatverandering zou zijn, maar dat onze leiders jammerlijk faalden om de opwarming onder de 1.5e graad te houden? Kunt u zich dat voorstellen?
Ik verwacht er nog te zijn in 2100. Net als waarschijnlijk uw kinderen. Of uw kleinkinderen.
En wanneer ik naar die toekomst kijk, wanneer ik die toekomst schets, dan bekruipt me iets. Dan moet ik u wat bekennen. Het is niet zo makkelijk om te zeggen. Maar ik moet aan u bekennen dat ik lijd aan Zukunftschmerz. Toekomstpijn. Want wanneer ik naar de toekomst kijk, dan voel ik pijn. Pijn om hoe het leven gaat zijn.
Maar gek genoeg voel ik me daarin erg alleen. Want terwijl ik toekomstpijn ervaar zie ik om mij heen ontzettend veel optimisme over de toekomst. Zo was ik gister als spreker op een groot evenement met allemaal CEOs en bij de aftrap van mijn keynote vroeg ik: wie is er optimistisch over de toekomst? Bijna iedereen deed zijn hand omhoog. Het leken haast Noord-Koreaanse stemmingen. Het was optimisme dat de klok sloeg. We innoveren ons een weg uit de klimaatcrisis, was het adagium. Het was optimisme voor, tijdens en na. Kumbaya!
Ik vind dat zelf ontzettend bevreemdend. Optimisme is de verwachting dat iets beter wordt. Dat we de beste van alle mogelijke werelden gaan bereiken. En ik zou zeggen: in de huidige context verwachten dat de wereld beter wordt is eerder naïef dan realistisch. Ik weet niet of u het IPCC-rapport heeft gelezen, maar in elk opwarmingscenario, of het nou 1.5e graad opwarming is of 5.7 graden opwarming, de wereld wordt er niet fraaier op.
Integendeel, uit een recente studie van Columbia University is juist gebleken dat elke megaton CO2 die we nu uitstoten, tot aan 2100 226 extra doden veroorzaakt. Elke megaton CO2-uitstoot nu kost tot aan 226 levens. Â Met dat gegeven eist de Nederlandse uitstoot in 2019 41,000 levens tot aan 2100.
Effectief stelen we de toekomst, we verkopen het in het heden en we noemen het Bruto Nationaal Product.
Dat zou ons niet optimistisch moeten maken, maar gigantisch oncomfortabel. De opwarmende planeet zou als een hete aardappel moeten zijn die ongemakkelijk en pijnlijk in onze handen brandt, die we niet langer moeten vooruitschuiven, maar aanpakken.
Je begrijpt dus wel: er is in mijn optiek geen reden voor optimisme, er is reden voor crisisbesef en reden voor moed en lef om daarop te handelen en de klimaataanpak te versnellen! Bedrijfsstrategieën en beleid in lijn brengen met het 1.5e-graadscenario is wat telt.
En als ik dan zo een crisisaanpak voor een 1.5e-graadsamenleving bepleit, dan hoor ik vaak als tegenargument: Ja, maar Werner, we doen al alles dat haalbaar is om de energietransitie te versnellen. Onzin! Dat wil ik direct vandaag ontkrachten. We doen niet alles in onze macht om de klimaatcrisis te voorkomen.
We hebben namelijk echt een vertekend beeld van wat mogelijk is. Want pas wanneer we iets als crisis beschouwen, pas dan verleggen we de grenzen van wat er mogelijk en haalbaar wordt geacht.
Dat hebben we gezien bij de coronacrisis. Daar hebben we het schier onmogelijke gedaan. We hebben begrotingsregels losgelaten. Miljarden in de economie gepompt. We betaalden 8 miljoen euro per gered levensjaar. Binnen no-time hebben we een supply chain voor mondkapjes opgetuigd. Met vereende innovatiekracht hebben we de ontwikkelingstijd van een vaccin, wat doorgaans jaren duurt, verkort tot enkele maanden. Allemaal ondenkbaar voor de crisis.
Niet haalbaar en betaalbaar was leidend, maar snelheid maken, investeren en experimenteren. Op je bek gaan en weer opstaan.
Die houding is ook nodig voor de klimaatcrisis. Want wanneer we niet langer handelen vanuit vermeende haalbaarheid, maar vanuit reële noodzakelijkheid is die 1.5-graadsamenleving mogelijk.
Met een crisisaanpak moeten we dus zo snel mogelijk de klimaatvervuiling tegengaan. Maar wil dat ons lukken, dan moeten we tegelijkertijd ook een andere vorm van vervuiling tegengaan. Een onderbelichte vorm van vervuiling: de vervuiling van de geest.
Want terwijl we in een grote klimaatcrisis zitten en her en der al werken aan uitstootreductie, inspireert het gros van de bedrijven nog steeds gedrag bij individuen dat de klimaatcrisis juist verergert.
Terwijl Den Haag de oproepen voor minder vlees eten en minder vliegen uit de klimaatcampagne haalt, bombardeert het bedrijfsleven de gemiddelde Nederlander dagelijks met 8.000, bijna altijd, vervuilende advertenties. Â Advertenties over fast fashion, fast furniture, fast food of fast tech. En dat is problematisch.
Met die vervuiling van de geest creëren we kraamkamers voor klimaathypocrisie. Klimaathypocrisie is het verschijnsel dat veel mensen wel duurzaam denken en duurzaam willen zijn, maar nog totaal niet duurzaam doen.
Laat me je uitleggen hoe dat ontstaat. Ik las laatst in een online krant een artikel over een tropisch eiland dat dreigde onder te lopen door klimaatverandering. Mensen die verplaatst moesten worden. Gigantisch veel leed, super veel kapitaalvernietiging. Een vreselijk vooruitzicht. Op diezelfde webpagina stond in de kantlijn een advertentie voor een vliegvakantie naar zo een tropisch eiland. Er stond nog net niet bij: ‘Nu het nog kan.’ Dat is toch raar?
Terwijl we steeds vaker in artikels en nieuwsitems worden gewaarschuwd voor de gevolgen van vlieg-, eet- en koopgedrag, worden we tegelijkertijd op elke straathoek en elke website opgeroepen om door te gaan met ons vlieg-, eet- en koopgedrag.
Bij de ingang van de Kalverstraat staat deze dagen: ‘Shop never stop.’ Really? We zitten in een gigantische klimaatcrisis, maar dit is wat we naar onze consumenten communiceren? Blijkbaar winden we er niet eens meer doekjes omheen wat we willen bereiken. En de vervuiling van de geest gaat verder dan alleen deze boodschappen en advertenties:
We zitten dus in een systeem waarbij een groot deel van de verantwoordelijkheid voor een duurzamer leven vooral bij de consument zelf gelegd wordt, terwijl tegelijkertijd de consument wordt verleid om datgene te doen dat niet duurzaam is.
Het is tijd dat bedrijven hier ook verantwoordelijkheid voor gaan nemen. Het is tijd dat bedrijven niet langer een onverzadigbare levensstijl inspireren die onverenigbaar is met een klimaatneutrale, circulaire en toekomstbestendige wereld.
Dus lieve lotgenoten, we dienen de klimaatcrisis echt als crisis te gaan beschouwen; we dienen al onze innovatiekracht, onze talenten in de samenleving en ons geld te gaan besteden aan werkelijke oplossingen; en onze geest schoon te vegen van de dagelijkse vervuiling.
Want die drie samen zijn het beste medicijn. Het beste medicijn voor mijn toekomstpijn.
Samenwerken voor een duurzame toekomst? Wil je mij als spreker op jouw evenement?
Stuur even een berichtje!